Energietransitie is veel meer dan de transitie van de bron
Op de laatste dag van de module Verduurzamen staat de energietransitie centraal. Na alle lezingen in deze module is nu het woord aan een netwerkbeheerder, namelijk Alliander. Pallas Achterberg is manager Strategie neemt ons mee in wat er allemaal nodig is om daadwerkelijk af te stappen van fossiele brandstoffen in 2050.
Publieke verantwoordelijkheid
Sinds de scheiding van de energieleveranciers en de netwerkbeheerders, is bij de laatste groep de discussie ontstaan: waar zijn wij van? Pallas vertelt dat hier lang geen duidelijkheid over bestond bij Liander. Het is veel meer dan voldoen aan de wet, er is ook een publieke verantwoordelijkheid. Maar wat behelst die verantwoordelijkheid dan? Deze valt terug te brengen tot de volgende punten: zorgen dat iedereen toegang heeft tot energie, dat die betaalbaar is en dat het werkt.
Werken aan de kant van de bron en aan de kant van het vastgoed
De overheid heeft een aantal klimaattafels georganiseerd om richting te bepalen voor de uitvoering van het Klimaatakkoord. Aan de klimaattafel van energie heeft minister Wiebes voor reuring gezorgd door een brief naar de grote bedrijven te sturen met de vraag hoe de bedrijven zich op de energietransitie voorbereiden. De eerste reactie van deze bedrijven is dat als er van andere bronnen dan gas gebruik moet worden gemaakt, dit duurder wordt en er dus geld bij moet. Het mag duidelijk zijn, dat dit geen structurele oplossing is. Willen we aan de doelstellingen blijven voldoen, waaronder energie betaalbaar houden voor iedereen, dan zullen we de opgave anders moeten aanvliegen.
Dat geldt dan ook voor de klimaattafel gebouwde omgeving. We moeten ons realiseren waar we vandaan komen. Er werd na de Tweede Wereldoorlog gas ontdekt in Groningen. Daar konden we geld mee verdienen, dus moesten we zoveel mogelijk gas verkopen en gebruiken. Dat is goed gelukt. We weten nu dat het daardoor letterlijk instort in Groningen, er moet dus een andere oplossing komen. We hadden kunnen weten dat dit een keer op ons pad zou komen, want de gasbel in Groningen was niet oneindig. We zullen het nu sneller moeten uitfaseren. Je kunt bij de gebouwde omgeving aan twee kanten werken: aan de kant van de bron en aan de kant van het vastgoed.
Waarom laten we daken onbenut?
Als we naar de bron kijken, dan kunnen we met wind- en zonne-energie aan de slag. Maar daar redden we het niet mee. Windmolens op het land stuiten op veel weerstand en we hebben meer ruimte nodig dan alle zeeën die bij ons land liggen om voldoende windenergie op te wekken. Er is een start gemaakt met zonneweides, maar is het niet vreemd dat we alle daken onbenut laten? We kunnen ook met gas uit Rusland werken of met andere gassen zoals waterstof. Het lastige van waterstof is dat je dit maakt van elektriciteit en daarbij 30% verlies optreedt. Vervolgens vraagt het om een andere druk dan aardgas en daar zullen de netten op moeten worden aangepast. Kortom het transport van deze energie is in verhouding duur.
Zoeken naar standaardoplossingen
Het vastgoed biedt nog veel mogelijkheden om de energievraag te laten dalen. Wat Pallas betreft, is het geen vraag of we de schil van alle bestaande gebouwen moeten isoleren. Isoleren is hoe je het ook wendt of keert, een duurzame oplossing. Wat zij onbegrijpelijk vindt, is waarom er niet wordt gezocht naar een standaardisatie. Er zijn ongeveer 80 typen woningen in Nederland. 80% van al onze woningen, is terug te brengen naar 10 typen. Waarom kunnen we geen standaardoplossingen voor deze woningen bedenken? Dan hebben we direct een fors aantal waardoor de kosten van de aanpassing ook omlaag kunnen. We moeten op zoek naar een industrialisatie om de aanpassingen van de bestaande voorraad betaalbaar te houden. Daarnaast is de wereld van de technische installaties bezig om een slag te maken.
Meer mogelijkheden op de schaal van een wijk
We schieten nu nog niet hard op. Wat Pallas betreft, is het duidelijk waardoor dat komt. We zijn niet bereid de opgave structureel aan te pakken. Voornoemde standaardisatie om een industriële oplossing te kunnen aanbieden is een van de oplossingsrichtingen. Als we de gegevens van de woningen digitaal beschikbaar maken, kan nog sneller, beter en goedkoper worden gewerkt. Als woningcorporaties samen zouden werken, dan ontstaat een schaal waarop de industrie goed kan aanhaken. Een andere oplossingsrichting is die van het collectief. We zijn nu geneigd naar oplossingen te zoeken op het niveau van het gebouw, terwijl er meer mogelijkheden zijn op de schaal van een wijk. Wijken zijn heel verschillend waarvoor ook heel verschillende mogelijkheden zijn voor de energietransitie. Zijn er bedrijven dichtbij, dan kan de warmte van die bedrijven worden gebruikt. Op wijkniveau kan op verschillende manieren een wijkwarmtenet worden gemaakt dat in eigendom komt bij een wijkcoöperatie waar ook de gemeente onderdeel van uitmaakt. Netwerkbeheerders kunnen vervolgens het net beheren. Het belangrijkste is wel om voorstellen te kiezen die het mogelijk maken om stappen te zetten in de tijd. Dat je een nieuw warmtenet maakt, waar alleen voor de pieken nog aardgas nodig is, maar op termijn niet meer. Zo hoef je niet direct je woning te isoleren, maar kan dat later. Eén ding maakt Pallas duidelijk, we zijn nog maar net begonnen.
Wonen Limburg Huis mooi voorbeeld van toekomstgeicht denken
Een mooi voorbeeld van toekomstgericht denken is het Wonen Limburg Huis in Roermond waar we te gast zijn. Een transformatie van een Rijksmonument dat reversibel is. In 2010 nam het bestuur van deze corporatie, dat 26.000 woningen verspreid door de provincie bezit, het besluit om haar organisatie te veranderen: van zes regionale kantoren naar een centraal kantoor met negen buurtwinkels. De zoektocht naar een nieuw onderkomen voor de 275 medewerkers landt in het zogenaamde BACO-gebouw aan de Willem II Singel in Roermond, pal tegen het spoor aan. Een Rijksmonument uit 1905 dat al geruime tijd zijn transformerend vermogen heeft laten zien, als meel-, rijwiel-, sigarenfabriek en als laatste een opslagruimte voor meubels. De transformatie is in heel korte tijd gerealiseerd als een doos-in-doos constructie. De buitenzijde was al gerestaureerd, maar als schil onvoldoende voor een prettige werkomgeving. Door de nieuwbouw als een doos hierin te plaatsen, bleven de monumentale waarden (gevel, constructie en trappenhuis) voldoende gewaarborgd. Daardoor is het nieuwe deel ook in grote mate demontabel en derhalve duurzaam. Verder is er een wko installatie en zijn er zonnepanelen op het dak geplaatst. Voor de inrichting is gekozen voor ‘huiselijk’ en daar is men zeer in geslaagd. De vierde verdieping staat de hele dag tot onze beschikking en wij voelen er ons onmiddellijk thuis. Precies wat Wonen Limburg voor ogen had!