Gebouw als organisme
Zelfs in het 8e jaar van de NRP Academie, kun je als organisatie nog altijd blij worden als dingen mooi samenvallen en dat gebeurde vandaag. De sprekers, hun verhaal en de locatie vormden de perfecte afsluiting van de module Verduurzamen. De rode draad in lezingen en locatie, was dat we een verhaal nodig hebben.
Eerst even het verhaal van de locatie: de. Metaalkathedraal in Utrecht. Hier het verhaal van idealisme om een ecologische creatieve broedplaats te maken, dat door de jaren niet teloor is gegaan. Hier worden experimenten gedaan en worden de successen geoogst. Het gebouw was ooit een katholieke kerk dat verkocht werd omdat het te klein was voor de parochie. Er vestigde zich een zijspanbedrijf onder de voorwaarde dat het niet meer op een kerk mocht lijken. Na faillissement huisvestte het een metaalbedrijf dat tot 2011 hier was gevestigd. Het werd gekocht door een projectontwikkelaar met de gedachte dat de locatie op de rand van Leidsche Rijn een fraai woongebied kon worden. Abel Tattje heeft het in 2012 gehuurd voor een atelier voor zijn partner Maureen en andere kunstenaars en uiteindelijk in 2014 gekocht. Onderin heet de ruimte de Buyck, daarboven is het Hemelryck gelegen. Hier geeft de voormalige kerk haar geheimen prijs: je staat op ooghoogte in de kap dat in een Engelse stijl in hout is gebouwd, uniek in Nederland. En wat zo bijzonder is, is dat de schoonheid van het oorspronkelijke gebouw langzaam tevoorschijn komt, nu de later aangebrachte pleisterlaag loslaat.
De droom gold niet alleen voor het gebouw maar ook van het omliggende terrein. Een terrein waar geëxperimenteerd mag worden, een plek om van te leren. Stap voor stap worden projecten opgepakt. Hier liggen nu zonnepanelen zoals een monument dat verdient. Zoals het koken op methaangas dat vrijkomt door het scheiden van het afval van het toilet of warmtewinning uit de composthoop. Er is een voedselbos aangeplant dat een vervolg gaat krijgen in Leidsche Rijn waar ook een voedselbos wordt aangeplant. En er zullen 100 bijzondere woningen verrijzen, Rijnvliet, die laten zien wat er op gebied van duurzaamheid en circulariteit mogelijk is. Abel wordt gedreven door de natuur en het besef dat wij een verantwoordelijkheid hebben de aarde over te dragen op nieuwe generaties. Hij laat zien dat je een eind kunt komen als je wilt. Zijn voorstel is om iedereen een aantal CO2 punten te geven die je in een leven op mag maken. Zo kan iedereen toch een beetje doen wat de aarde niet helpt, allemaal naar eigen keuze (vuurtje stoken, vliegen of vlees eten) en blijft er genoeg over om de aarde te redden.
De eerste spreker is Wessel de Jonge zijn, hoogleraar Heritage & Design aan TU Delft en directeur van het bureau wdjarchitecten in de Van Nelle Fabriek Rotterdam. Als architect weet hij als geen ander dat het van belang is te starten met een waardering van het bestaande erfgoed. Bij de waardering van het bestaande erfgoed moet rekening worden gehouden met de economische, de duurzame en de sociaal culturele waarde. En dan wordt het al lastig. Wat bepaalt of het ‘oude meuk’ is? Waarom vinden we een Romeins theater waardevol en het voormalig GAK kantoor in Amsterdam niet terwijl beide gebouwen voorbeelden zijn voor vooruitstrevende technieken in hun tijd? De belangrijke les bij de bepaling van de sociaal culturele waarde is dan ook ‘don’t judge the book by its cover’. In 2017 heeft hij met Marieke Kuipers een publicatie uitgebracht ‘Design from Heritage’, Strategies for Conservation and Conversion waar hij dieper op deze problematiek ingaat.
Wessel heeft een groot aantal voorbeelden van gerealiseerde projecten om dit te illustreren. Zonnestraal in Hilversum (nooit voor de eeuwigheid gebouwd), Cygnus Gymasium in Amsterdam en het Burgerweeshuis in Amsterdam, nu kantoor van BPD. Je kunt heel veel leren van de historie van gebouwen, de verhalen van de architecten om het gebouw zo te ontwerpen. Onderzoek levert op dat er veel meer vernuft in die gebouwen zit, dan je aanvankelijk zou denken. Vernuft dat met bouwfysica te maken heeft, zoals Cygnus, of met sociale aspecten zoals het Burgerweeshuis dat echt voor kinderen is ontworpen. De kunst is door te gaan op dat vernuft van toen op een hedendaagse manier. Hij maakt dan ook altijd een waardenkaart van de bestaande gebouwen en als het nodig is zowel van de binnenkant als de buitenkant. Je moet dieper durven gaan. Alleen afgaan op waar structuralisme waar het Burgerweesthuis voor stond, doet in dit geval het ontwerp van dit gebouw onvoldoende recht.
Vervolgens kom je als architect voor dilemma’s te staan waar je niet omheen kunt. Een voorbeeld is de verlichting in de koepels. Er zijn geen elektravoorzieningen in de koepels. Bij het huidige gebruik als kantoorruimte kom je niet meer uit met staande lampen. De koepels zijn nu voorzien van een stuclaag waar alle bedradingen in zijn meegenomen. Naar zijn mening de meest optimale oplossing tussen verduurzamen, beter comfort (naast verlichting ook akoestiek) en de esthetische ervaring van de koepels. Je moet dan voor lief nemen dat je niet meer tegen beton aankijkt. Elk dilemma vraagt om een oplossing. Met een gedegen werkwijze en modelmatige benadering kun je als architect onderbouwen hoe je de balans tussen duurzaamheid en erfgoedwaarde hebt geprobeerd te vinden.
Jaco Appelman, mede auteur van het boek ‘Zo kan het ook, optimistisch over een gezamenlijke, bio-geïnspireerd toekomst’ is de tweede spreker. In 2012 werd ‘bio-inspired’ nog niet geaccepteerd op TU Delft. Via de biologie is Jaco toch is toch weer bij gebouwen terechtgekomen. Naar zijn mening worden gebouwen steeds meer als levend systeem geaccepteerd en dat levert nieuwe invalshoeken op. Net zoals Wessel had aangegeven, kun je veel leren van hoe zon, wind en ventilatie werken in een gebouw. Het probleem waar we op stuiten is nu een ‘taal’probleem, de bioloog/ecoloog en de ingenieur moeten met elkaar leren praten.
Kennis van vormen, processen en ecosystemen in de natuur helpt ons op tot innovatieve oplossingen te komen, ook in de bouw. De natuur maakt gebruik van negen polymeren, die op hun beurt weer voeding zijn voor allerlei processen. De mens gebruikt er hier 350 van, waarvan een behoorlijk aantal leidt tot afval. Het is juist de mens die zeldzame elementen uit de natuur gebuikt; de natuur zelf gebruikt hoofdzakelijk maar vier elementen die makkelijk beschikbaar zijn (C, H, N en O). Dat zet je wel aan het denken.
In aansluiting op de lezing van prof. Luscuere geeft Jaco aan dat je anders moet kijken. Een gebouw hoeft niet alleen iets te zijn dat de elementen moet weerstaan, het is veel interessanter om te kijken wat een gebouw kan leveren. Hoe kun je met een gebouw de biodiversiteit vergroten? Is dat een irreële vraag? Deze vraag wordt nu wel opgepakt voor defensieterreinen. Je start door alles wat je in een gebouw brengt niet schadelijk mag zijn en bij voorkeur leverend. En alle kleine beetjes helpen. Realiseer je dat normen altijd nog zijn gestoeld op de ‘oude wereld’. Benader het gebouw als onderdeel van de natuur, als organisme, en dan kunnen we de natuur een stap vooruit helpen.