< Terug naar overzicht

dag 1 module Vernieuwen

Het programma van de NRP Academie biedt een aantal mogelijkheden waarop cursisten kennis kunnen maken met de opleiding, het zogenaamd collegiaal programma. De collega’s van cursisten zijn welkom bij de colleges van de NRP Academie. Bij de start van de leergang 2018-2019 was hiervoor de eerste gelegenheid waar 8 collega’s van de 21 nieuwe cursisten gebruik van maakten.

 

Op de eerste dag van de module Vernieuwen zijn we te gast bij DUWO, verhuurder van studentenhuisvesting in Delft, Amsterdam, Den Haag en Leiden. Zij hebben hun intrek genomen in het voormalig Laboratorium van Physica en Electrotechiek. Dit gebouw maakte deel uit van de eerste uitbreiding van de TU Delft buiten het centrum. Het is gebouwd in 1902-03 in de neogotische stijl, naar het ontwerp van de toenmalige rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst.  Na een periode van wisselend gebruik, heeft DUWO het pand gekocht om er studentenwoningen in te realiseren en het kantoor van de eigen organisatie. We zitten in de collegezalen op de 2e verdieping, onder de kapconstructie in gietijzer met hoge glas in lood ramen. In een van de collegezalen zijn de oude banken hergebruikt en hebben we echt het gevoel weer in de schoolbanken te zitten.

 

Voor de 6e keer op rij mocht Hans Boutellier, Boutellier (wetenschappelijke directeur Verwey-Jonker instituut en hoogleraar Veiligheid en Veerkracht VU) de leergang openen. Als sociale wetenschapper fascineert de maatschappij hem. Wij leven nu in een tijd die wordt gekenmerkt door onvoorspelbaarheid en complexiteit. Het lijkt erop dat we maar wat aan rotzooien, maar zit er niet toch een orde in? In het boek ‘De improvisatiemaatschappij’ is het resultaat van zijn onderzoek verwoord.

 

Wat is nu eigenlijk anders dan jaren geleden? Een drietal zaken, zo geeft Hans Boutellier het weer. Internationalisering, informatisering en individualisering. Dit zijn niet te stuiten tendensen, die niet zo maar voorbij zullen zijn. Wel zien we nu tegenbewegingen ontstaan, clubjes, collectieven en dergelijke die zich niet willen voegen naar deze grote trends. Maar zij zijn natuurlijk wel een reactie  hierop. We ervaren geen vanzelfsprekendheid meer, niet zoals bijvoorbeeld ten tijde van de verzuiling (mooi verwoord in zijn boek ‘Het seculiere experiment’) toen de maatschappij langs de religies was georganiseerd. We leven in een netwerksamenleving en ervaren complexiteit zonder richting. Dit is te merken aan de onmacht van bestuurders, de handelingsverlegenheid van professionals, de onzekerheid en frustratie onder burgers zoals zo goed door Pim Fortuyn verwoord als ‘verweesde samenleving.’

 

Maar is het chaotisch? Hans Boutellier ging te rade bij de natuurwetenschappen en er blijkt meer structuur in de netwerkmaatschappij dan je denkt. Je zou het een staat van dynamische continuïteit kunnen noemen. Na een gesprek met een jazz gitarist vond hij zijn metafoor voor wat hij de improvisatiemaatschappij is gaan noemen: de jazz. In tegenstelling tot een georkestreerde samenleving met uitgeschreven partituren voor elke lid van het orkest en een strenge dirigent die iedereen aan de afspraken houdt, zijn er afspraken op toonhoogte en akkoordschema’s met een lichte vorm van leiderschap. Elke muzikant moet kennis, ervaring en vaardigheid hebben. Er is ruimte voor een ieder om te excelleren als hij ook de ander die ruimte gunt. En als het goed gaat, klopt het gewoon, zo melden de muzikanten. Dan maak je iets wat je nog nooit eerder heb gehoord.

 

Dit is geen ideaalbeeld van de maatschappij maar de wijze waarop Hans Boutellier er naar kijkt. Nu zou je kunnen denken dat je niets kunt met de metafoor. Maar in het boekje ‘Lokaal besturen in de improvisatiemaatschappij’ bewijst hij het tegendeel en geeft hij een tiental principes weer die het werken in de improvisatiemaatschappij ondersteunen. En zo kun je toch steun en structuur vinden in de ogenschijnlijke complexiteit zonder richting.

 

Hans–Lars Boetes (plaatsvervangende directeur Rijksdienst Cultureel Erfgoed) voelt zich senang in de improvisatiemaatschappij en probeert zijn organisatie hierin een nieuwe plek te laten veroveren. Niet alleen de plek die zovelen van ons kennen: toetser van vergunningen bij monumentaal erfgoed, maar partner in alles rondom cultureel erfgoed.

 

‘Zie de erfgoedsector als informatieve en communicatieve maar ook als ontwikkelende partner. Betrek ons zoveel mogelijk bij uw plannen, het kan achteraf veel gedoe voorkomen door vooraan in het proces alle informatie ter beschikking te hebben. De opgave waar de erfgoedsector voor staat, groeit met de dag door de toename van leegstaand vastgoed:

- 2 mln m2 religieus vastgoed

- 3 mln m2 winkelruimte

- 8 mln m2 kantorenvastgoed

- 20 mln m2 maatschappelijk vastgoed

- 30 mln m2 agrarisch vastgoed.

 

Hans-Lars Boetes biedt de aanwezigen een handvatten, er zijn 3 lijnen te onderscheiden: moeten, willen en kunnen. ‘Moeten’ geeft veelal het kader van de wetgeving aan. Hierover is veel al online te vinden door middel van digitale kaarten. Zo zijn de erfgoedwaarden van de uiterwaarden met RWS in kaart gebracht. Als je tijdig je onderzoek doet, ben je al met risicomanagement bezig. ‘Willen’ geeft aan dat er kansen zijn. Erfgoed is onwijs populair en veel mensen willen er iets mee. In de nabijheid van erfgoed zijn de waarden van het onroerend goed hoger, dus het levert ook geld op. Willen is niet overal even makkelijk. In de krimpgebieden liggen de nieuwe functies ook niet voor het oprapen. Een voorbeeld als leegstaande gevangenissen in Veenhuizen illustreert dit. ‘Kunnen’ is putten uit het verleden voor de nieuwe opgave. Er is in de geschiedenis altijd gewerkt aan toekomst bestendig bouwen en we kunnen van de geschiedenis leren. De Rijksdienst helpt in dit kader mee met het schrijven van ontwikkelingsvisies op basis van de historie (bijvoorbeeld Deventer).

 

In aansluiting bij het college van Hans Boutellier waar het voorbeeld Waalkade Nijmegen wordt beschreven als een voorbeeld om met de stad te werken aan de toekomst voor dit gebied, geeft ook Hans-Lars Boetes aan dat dit een werkwijze is die RCE ook graag hanteert. Hoe verzin je als eigenaar van het mobilisatiecomplex in Ommen (bunkers in het landschap) een nieuwe functie? Door een open dag te organiseren waar mensen elkaar ontmoeten en hun dromen met elkaar delen. Nu is het een combinatie van een kaasmakerij en een centrum voor mensen met autistische stoornissen. Zij ontlenen steun aan de heldere structuur van de gebouwen en het met regelmaat draaien van de kazen is hen op het lijf geschreven. De RCE is er om kennis te verzamelen en te delen, zodat er veel cultureel erfgoed kan worden herbestemd.

 

De cursisten gaan in de middag aan de slag met een viertal cases. Monique Arkenstein (TU Delft, Management in the Built Environment) ondersteunt ze door de methodiek DESTEP en scenario ontwikkeling toe te lichten. Dan kun je de case plaatsen in de trends en ontwikkeling in de veranderende samenleving.