< Terug naar overzicht

Maakkracht en ontwerpkracht inzetten

Op deze tweede dag van de NRP Academie zijn we te gast bij alumnus Dick van Driel van Parteon op zijn kantoor in Wormerveer. Het is namelijk een bijzondere locatie voor een woningcorporatie: een toren en fabriek van een voormalige chocoladefabriek. 

 

De Zaanstreek staat bekend om de productie van chocolade. Fabriek De Arend (met beeld nog altijd zichtbaar bovenop te toren) startte in 1899 aan de Markstraat vervolgens werd de cacao toren van de firma Pette in 1916 gerealiseerd en in 1919 de daarachter gelegen fabrieksruimten. In 1930 telde de fabriek 400 medewerkers. Een aantal jaren later wordt de fabriek overgenomen door Boon en in 1973 door Klene Goedhart suikerwaren. De fabriek sloot zeven jaar later en het pand verpauperde. In 1996 is een sloopvergunning voor de gebouwen afgegeven, maar gelukkig greep de Rijksdienst voor Monumentenzorg in en kregen de panden voorbescherming. In 2001 werd het een Rijksmonument. Woningstichting De Woonmij startte de restauratie van het pand die werd uitgevoerd onder leiding van architect M.J. Stam uit Wormerveer (niet te verwarren met de bekendere Mart Stam). Hij was gespecialiseerd in betontechniek en was zijn tijd ver vooruit. Toren en fabrieken zijn gebouwd naar de inzichten van het nieuwe bouwen. De constructie bestaat uit betonnen paddenstoelkolommen met betonvloeren. De gevel heeft een betonnen kader en is ingevuld met verticaal metselwerk en grote glasvlakken in stalen kozijnen. De belangrijkste voorwaarde voor restauratie vanuit de Rijksdienst was dat het casco niet mocht worden aangetast. Dick laat ons zien dat alles wat aan de binnenzijde is toegevoegd uitneembaar is. Wanden volgen de contouren van de kolommen, dit zijn kostbare oplossingen. Er is ervoor gekozen om verhoogde vloeren aan te leggen waaronder de technische installaties zijn aangebracht. Dit had als voordeel dat je nu vanaf je bureau uit het raam kon kijken, wat vroeger niet kon (zodat de arbeider niet werd afgeleid). Wij hebben de hele dag de beschikking over een aparte ruimte en kunnen beamen dat het een heel fijn gebouw is om in te werken.

 

De ochtendlezingen staat in het teken van maakkracht en ontwerpkracht. Jetske van Oosten is architect en filosoof en samen met Tabo Goudswaard schrijver van het boek Maakkracht, een nieuwe benadering voor complexe vraagstukken. Jetske legt uit dat het ontwerpveld heel erg veranderd is, dat ontwerpkwaliteit minder ingezet moet worden voor een eindoplossing. Het kan juist worden ingezet aan het begin van het proces om tot andere manieren van handelen te komen die antwoord bieden op de complexe opgaven waar we nu voor staan.

 

In deze grote maatschappelijke opgaven, de transities (landbouw, energie, warmte etc.) en crises (stikstof, klimaat, vluchtelingen) kun je niet het gehele systeem overzien en dan antwoord geven met ‘de’ oplossing. Het zit in het niet overzien van het systeem. Je zit niet in de file maar je bent de file. We zijn het systeem, zo leven we en zo handelen we. Van hieruit moeten we kijken of we andere keuzes kunnen maken. Vertrouwen op de creativiteit en drive van mensen die samen het systeem maken. Dat is maakkracht: de potentie van mensen om andere stappen te nemen!

 

De voorbeelden waar je maakkracht kunt inzetten hebben betrekking op verschillende fasen van een proces: 

 

  1. agenderen van de opgave, ontwerper in rol vaan waakhond
  2. onderzoeken van het systeem, ontwerper in rol van schatgraver
  3. voorstellen van een alternatief, ontwerper in rol van initiator
  4. testen van het voorstel met betrokkenen, ontwerper in rol van verkenner
  5. verankeren van nieuwe werkende mechanismen, de ontwerper in de rol van waarmaker. 

 

Een voorbeeld van het agenderen van (stille) armoede is Quiet 500. Dit maakt duidelijk dat als je iets onder de aandacht wilt brengen, dat het eerst zichtbaar moet worden. Het geeft tevens aan wat Quiet 500 niet heeft en Quote 500 wel: netwerk, aandacht en talenten. Wat zou Quote 500 voor Quiet 500 kunnen inzetten? Een voorbeeld van het voorstellen van een alternatief is het project Droogte in de Delta door Studio Marco Vermeulen. Nederland is zo goed in het afvoeren van water, wat als we nadenken om water vast te houden. Met nieuw narratief Nederland als waterland introduceren en niet als droogpompland.

 

De vele voorbeelden geven een beeld van talrijke mogelijkheden om processen te veranderen en uiteindelijk te komen bij nieuwe oplossingen. Voormalige Rijksbouwmeester heeft een nadrukkelijke vraag neergelegd waar niet alleen maakkracht maar ontwerpkracht voor wordt gevraagd: ‘Hoe kunnen we de maatschappij zo inrichten zonder spoor van vernieling achter te laten?’ Rutger Oolbekkink, voorheen werkzaam bij Inbo Architecten en voor het Rijksatelier, nu zelfstandig adviseur urban strategy, neemt het stokje over. In het Rijkatelier heeft hij aan vier prijsvragen over maatschappelijke vraagstukken mogen werken om antwoorden te vinden op vragen met behulp van ontwerpend onderzoek.  

 

De vier prijsvragen zijn: a home away from home (asielproblemtiek), who cares (de demografie is anders geworden maar de woningen niet), brood en spelen (de verhouding stad en land) en Panorama Lokaal (klopt het allemaal nog). Het voert te ver om op alle prijsvragen in te gaan, maar er kan veel van worden geleerd. Op verschillende manieren. Uiteindelijk hebben de prijsvragen 728 inzendingen opgeleverd, 69 vervolgopdrachten en 34 winnaars. En daarnaast zijn ook niet winnende teams doorgegaan. Interessant is dat recent door Drift onderzoek is gedaan naar de impact van deze prijsvragen. 

 

Een prijsvraag start met het reframen van de vraag. Het herstructureren van de opgave. Dit biedt de mogelijkheid om de vraagstelling breder te maken waardoor oplossingen bij kunnen dragen aan meer doelen zoals bijvoorbeeld klimaatadaptie en energietransitie. 

 

De vraag is natuurlijk wat met de prijsvragen wordt bereikt. Rutger geeft zelf aan dat het mooi is door bij de serie betrokken te zijn dat je je voortschrijdend inzicht kunt inzetten. Je ervaart waar ontwerpend onderzoek toe kan leiden. In toenemende mate is het gelukt om te sturen op lokale coalities met gedeelde belangen en te zorgen voor een goede ontwerpvraag bij de ontwerpteams. Ook is geleerd dat samenwerking soms een duwtje nodig heeft. Speeddaten (tussen boeren en ontwerpers) en markten (pre-corona) houden zijn manieren om dit te doen. Dit leidt ook tot een grotere betrokkenheid van bewoners en gebruikers.

 

De waarde van ontwerpend onderzoek met multidisciplinaire teams is dat leidt tot het integrale oplossingen gericht op de lange termijn voor een veel breder vraagstuk dan men aan de voorkant had gedacht. In het onderzoek van Drift werden de volgende conclusies getrokken:

  • De prijsvragen werken als een laboratorium. De denkruimte wordt opgerekt, er wordt integraal gewerkt. Het levert de opdrachtgever een proeftuin op en biedt jonge ontwerpers en coalitie een podium. Het laboratorium levert kennis op die verder kan worden gedeeld, zie hiervoor Flexibele woonoplossingen.
  • Door de inzet van ontwerpkracht wordt het repertoire van de ontwerpers vergroot. Het roept verlangen op en overstijgt belangen. Ontwerp als middel om systematisch grenzen zichtbaar te maken en te kijken of deze vervolgens kunnen worden geslecht.
  • Multidisciplinair samenwerken levert in elke fase en op elk niveau onverwachte verbindingen. De prijsvragen zijn een goed middel op deze samenwerkingen te stimuleren. 
  • Cultuurverandering om door middel van prijsvragen bestaande praktijken verder te brengen. Niet probleem maar kans georiënteerd werken. 

 

Rutger vindt zelf een belangrijke les om de opdrachtgever, om wie het gaat en bewoners en gebruikers mee aan tafel te zetten. Dan heb je het niet over de ander maar met de ander. Ontwerpkracht vergroot het repertoire van de ontwerper. Bovendien kan het een verlangen oproepen en belangen overstijgen. Er moet daarbij wel ruimte zijn ruimte voor analyse en onderzoek en er moet gewerkt worden op basis gelijkwaardigheid van de niet-ontwerpers aan tafel. Ontwerp inzetten als middel om systemische grenzen zichtbaar te maken en er samen aan verder te werken. 

 

De toelichting die Dick van Driel geeft op een verduurzamingsproject van Parteon, sluit hier heel mooi bij aan. Het betreft De Beren Krommenie, 358 woningen. De opgave is de woningen te isoleren, gasverbruik verminderen of gasloos maken, woningen toevoegen, o.a. flexwoningen (jongeren, statushouders en/of asielzoekers). Van de NRP Academie heeft Dick geleerd om dit zo snel mogelijk met iedereen te gaan doen. Zes avonden zijn er georganiseerd met bewoners met vragen als: hoe zien jullie de toekomst van deze panden? Zo is vanuit de gebruiker gewerkt in plaats van uit de agenda van de corporatie en zijn ook maatpakoplossingen tot stand gekomen. Het mag duidelijk zijn dat er voldoende draagvlak voor de plannen waren. 

 

parteon2